Daer bi sal,verre ende wide,
Bempt ende cruut sijn loef ontfaen:
Dies soe hebben wij sekeren waen:
Die voghele werden blide.
Die gheet in minnen te stride
Hi sal verwinnen saen,
Opdat hi niet en mide.
Daarbij zal, ver en wijd,
beemd en struik zijn loof krijgen;
daarvan hebben we een onbedrieglijk voorgevoel:
de vogelen worden blij.
Wie in liefde ten strijd trekt
zal weldra zegevieren,
indien hij niets uit de weg gaat (II,r.3-8)
Bron: Koninklijke bibliotheek