Gedicht Hadewych 3
Dat suetste van minnen sijn hare storme;
Haar diefste afgront es haar scoenste vorme;
In haer verdolen dats na gheraken;
Om haar verhongheren dats voeden ende smaken
Het zoetste in Minne zijn haar stormen;
In haar diepste afgrond liggen haar mooiste vormen;
In haar verdolen is bij haar vertoeven,
Naar haar hongeren is zich voeden, haar proeven.
(XIII) , r.1-4) Bronvermelding: Koninklijke bibliotheek