Gedicht van Anthonis de Roovere – Ballade
In de tijd dat de Vlaamse dichter Anthonis van Roovere leefde, werden de dichtvormen rondeel, ballade en refrein het meest gebruikt door West-Europese dichters. Het volgende gedicht van Anthonis van Roovere is een ballade:
BALLADE
Hoe net een houeken staet ghegroeyt
Met soete cruydekens wel ommestelt
Hoe vriendelijck dat elck bloemken bloeyt
Daer elcken lustighen sin naer helt
Nochtans des wijnters swaer ghewelt
Verdrijft de schoonheydt vanden coluere
Dat hooge stondt, wordt neder ghevelt
Want naer tzoete commet suere.
Hoe seere hier yemandt in weelden vloeyt
Hoe schoone hoe aerdich men yemandt telt
Hoe edelijck yemandt in minnen gloeyt
Hoe solaeslijck datmen clapt oft relt
Nochtans alsment wel ouerspelt
Elck wordt vermoeyt van zijn labuere
Natuere claecht, redene scheldt
Want naer tsoete commet suere.
Dese aerdtsche blijschap die ons moeyt
Is rechts als Ys oft sneeu die smelt
Een cort gheduer, dat langhe vermoeyt
Nyemandt en voerdt met hem schadt noch gheldt
Ghaet ten gronde, ghy vindt ghequelt
Al dat leeft, in zijne natuere
Nemet in dancke in duecht verseldt
Want naer tsoete commet suere.
Prinche.
Onslieder schip leeght cranck gheboeydt
Inde zee van tranen, doch moeten wy duere
Wee hem wyens tijdt in sonden broeydt
Want naer tsoete commet suere.
Anthonis de Roovere
Bronvermelding:
Bovenstaande ballade van Anthonis de Roovere hebben wij overgenomen uit:
Anthonis de Roovere, 1955, De gedichten van Anthonis de Roovere; Naar alle tot dusver bekende handschriften en oude drukken, Zwolle: Dr. J.J. Mak, N.V. Uitgevers-Maatschappij, W.E.J. Tjeenk Willink
Gerelateerd: